Hereditario iure - in enen erfrecht
Kanttekeningen bij de interpretatie van de rechten op onroerend goed in 's-Hertogenbosch vóór 1811
Ongeveer een eeuw geleden publiceerde A.F.O. van Sasse van Ysselt zijn driedelig werk De voorname huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch, alsmede hunne eigenaars of bewoners in vroegere eeuwen. Aanteekeningen uit de Bossche schepenprotocollen loopende van 1500-1810.1 Het is een betrouwbare publicatie, die nog steeds dienst kan doen bij het archeologisch en bouwhistorisch onderzoek. Zoals de ondertitel aangeeft was het befaamde schepenprotocol van 's-Hertogenbosch, bestaande uit enkele honderden registers, zijn bron, al was het zeker niet de enige. Aan de oudere delen had hij zich niet gewaagd: 'De Bossche schepenprotocollen van voor 1500 heb ik niet onderzocht,' schreef hij in zijn voorwoord, 'omdat mij de tijd ontbrak ze te ontcijferen; zeer wenschelijk vind ik het echter dat een ander mijn werk uit die protocollen aanvult!'2 Dit laatste is nooit gebeurd, maar inmiddels is deze prekadastrale grondboekhouding - de belangrijkste historische bron voor de ontwikkeling van de stedelijke infrastructuur vanaf de 14de eeuw - door gedeeltelijke indicering en een aantal publicaties toegankelijker geworden. Bij deze laatste moet in de eerste plaats de dissertatie worden genoemd van M.H.M. Spierings, Het schepenprotocol van 's-Hertogenbosch 1367-1400, verschenen in 1984.3 Hierna heeft G. Van Synghel in 2007 een omvangrijk en diepgaand proefschrift geschreven: Actum in camera scriptorum oppidi de Buscodiscis. De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450, waarin uiteraard ook ruim aandacht is besteed aan het schepenprotocol.4 In deze voorbeeldige studie gaat zij vooral in op de formele aspecten van het secretariaat, terwijl Spierings veel meer aandacht besteedde aan de materiële, vooral de juridische aspecten van de Bossche grondboekhouding. Voor het historisch onderzoek van de stedelijke ontwikkeling ten behoeve van en in aanvulling op de archeologie en bouwhistorie zijn deze laatste belangrijker dan de formele, hoe boeiend voor de geïnteresseerde de werking van een middeleeuws stedelijk secretariaat op zich ook is.
Met name van de dissertatie van Spierings wordt in detailstudies waarin het Bosch' protocol een rol speelt regelmatig ter toelichting gebruik gemaakt. Helaas heeft dit werk op verschillende terreinen zijn beperkingen, waarbij ter verontschuldiging van de auteur mag worden aangevoerd dat het in meer dan één opzicht om pionierswerk ging. In mijn bijdrage aan deze bundel wil ik Spierings' interpretatie van de rechten op onroerend goed5 aan een kritisch onderzoek onderwerpen, omdat deze interpretatie en de daaruit voortvloeiende terminologie naar mijn overtuiging een juist begrip van de rechtsverhoudingen vóór de invoering van de Franse wetgeving in 1811 in de weg staat.
Bronnen
In 1832 werd in Nederland ten behoeve van de heffing van grondbelasting het kadaster ingevoerd. Het was een alomvattende grondboekhouding, waarin de gegevens van ieder perceel nauwkeurig werden vastgelegd en vervolgens bijgehouden. In 1838 werd dit systeem gekoppeld aan de registers waarin de notariële akten inzake onroerend goed werden in- en overgeschreven. Deze openbare registers worden in de volksmond doorgaans 'het kadaster' genoemd.6De invoering van de openbare registers betekende niet dat er vóór die tijd niet iets soortgelijks geweest is. Overal bestonden al in de middeleeuwen vormen van registratie van de transacties betreffende onroerend goed. Om te beginnen werden van deze rechtshandelingen oorkonden opgemaakt die aan de verkrijgers werden uitgereikt. Bij overdracht werd voor het opmaken van een nieuwe akte gebruik gemaakt van de vorige. De oude oorkonden werden mee aan de nieuwe verkrijgers overgedragen.
G. Van Syngel heeft in haar proefschrift aannemelijk gemaakt dat in 's-Hertogenbosch in oktober 1350 hiernaast een begin is gemaakt met het aanleggen van registers waarin de akten werden opgetekend.7 Helaas zijn de oudste delen van dit Bosch' schepenprotocol verloren gegaan. Fragmenten zijn er overgeleverd vanaf 1366. Na 1400 zijn de delen, op enkele uitzonderingen na, vrijwel volledig bewaard gebleven. Zij zijn voortgezet tot 1811, toen zoals gezegd de Franse wetgeving een eind aan deze vorm van grondboekhouding heeft gemaakt.8 Spierings en Van Synghel hebben aangetoond dat deze belangrijke bron vanuit heel wat hoeken aangeboord kan worden en dit zal ook in de toekomst nog veelvuldig gebeuren. Maar in dit artikel besteed ik alleen aandacht aan de genoemde onroerendgoedtransacties, en dan nog maar aan enkele aspecten.
Overigens is het schepenprotocol niet de enige bron voor deze transacties in 's-Hertogenbosch. Om te beginnen moeten de bewaard gebleven oorkonden genoemd worden. Deze 'grossen' werden sinds het begin van de protocollatie vervaardigd aan de hand van de 'minuten' van de akten in het protocol. Maar al ver vóór die tijd werden er door de Bossche schepenen oorkonden vervaardigd en uitgegeven. De oudst bewaarde exemplaren dateren nog uit de 13de eeuw. Zoals gezegd werden de oorkonden door de gerechtigden in de onroe-